Classificatie en normen

Classificatie en normen

Normen met betrekking tot brandveiligheid

In Europa stellen verschillende bestuursniveaus de brandveiligheidsnormen vast: de Europese Unie, de staten en de gemeenten. Gebouwen moeten ook voldoen aan de voorschriften van de plaatselijke brandweer en hulpdiensten.

Deze normen zijn bedoeld om de veiligheid van personen in gebouwen van alle soorten te waarborgen en om bewoners en/of gebruikers van gebouwen zo nodig veilig te kunnen evacueren.

Brandwerendheid en brandgedrag

In Europese regelgeving wordt onderscheid gemaakt tussen brandwerendheid en brandgedrag van materialen.

Het brandgedrag van materiaal duidt op de bijdrage die bouwmateriaal levert aan brand (ontvlambaarheid, brandbaarheid). De Europese norm EN 13501-1 onderscheidt zeven verschillende klassen, van A1 t/m F.

De brandwerendheid van een beglaasd element in een gebouw geeft aan in hoeverre dat element de verspreiding van een brand weet te beperken. Norm EN 13501-2 heeft betrekking op de duur dat het element de volgende functies tijdens een brand behoudt: stabiliteit, vlamdichtheid en warmte-isolatie.

Europese brandwerendheidsclassificatie

Glas is maar een onderdeel van het element dat brandwerend moet zijn. Installateurs zijn ervoor verantwoordelijk dat het element als geheel, inclusief kozijn of profielsyteem, voldoet aan de toepasselijke normen.

Om beglazingen in systemen te classificeren, worden ze in een erkend laboratorium onderworpen aan brandtesten.

Brandwerendheid wordt gekwantificeerd via klassen die worden vastgesteld door de Europese norm EN 13501-2:

e-integrate
E:
integriteit – het vermogen van het element om voor een bepaalde duur vuur en hete of giftige gassen tegen te houden. Er kan echter wel warmtegeleiding plaatsvinden. Voorbeeld: E30.

integrity-control
EW: 
integriteit en vermindering van warmtestraling – het vermogen van het element om vuur en hete gassen tegen te houden en de warmtegeleiding door het element heen te beperken. De straling, gemeten op één meter afstand van de niet-blootgestelde oppervlakte, moet onder 15 kW/m2 blijven.

integrity-isolation
EI: 
integriteit en warmte-isolatie – de duur tijdens welke de temperatuur niet boven een bepaalde drempel komt, gemeten aan de niet-blootgestelde kant van het element, of het vermogen van het element om vuur en hete gassen en warmtegeleiding door het element heen tegen te houden. Aan de niet-blootgestelde kant van het oppervlak mag de temperatuur niet meer dan 140 °C boven de gemiddelde begintemperatuur uitkomen.

De brandwerendheid van een beglaasd element wordt vastgesteld aan de hand van de duur (in minuten) tijdens welke het element tegelijkertijd aan een of meer criteria voldoet (E, EW, EI).

Rook- en warmtebeheersing: DH

De Europese norm EN 12101-1 biedt een classificatie voor rook- en warmtebeheersing. Op basis hiervan duidt DH op het vermogen van een rookscherm om rook binnen een specifiek ruimtevolume te houden.

De vereiste brandwerendheid hangt af van de beoordeling van diverse risicocriteria, zoals:

 

  • het type gebouw;
  • het gebruik en doel van het gebouw;
  • de hoogte en de oppervlakte van het gebouw;
  • de locatie en de noodtoegang van het gebouw.